Den Haag Centraal
01 juni 2010
Door Anna van Leeuwen
Een opvallend element in uw oeuvre is het materiaalgebruik. Met name daar waar objecten zijn uitgevoerd in onverwachte materialen, zoals alledaagse voorwerpen als een wc-rol of een prop papier uitgevoerd in marmer. Hoe is deze serie tot stand gekomen?
“Ik ben geen formalist, mijn werk begint met een impuls van iets dat ik wil vertellen. Vervolgens verweeg ik op welke manier ik het zou willen verbeelden. Deze serie gaat over tijd, de vluchtigheid van alles om ons heen en van objecten die hun functionaliteit hebben verloren. Ik vereeuwig deze in een materiaal dat geschiedenis heeft. Bovendien refereren de banale objecten aan de Arte Povera beweging uit de jaren zeventig, door de onderwerpkeuze, maar ook doordat ik de objecten door deze uitvoering weer 'terug naar de natuur' breng. Ik heb allemaal staaltjes van verschillende stenenin mijn atelier, die ik met een microscoop beoordeel en regelmatig breng ik een bezoek aan de groeven waar het materiaal vandaan komt. Een eenvoudige prop papier uitvoeren in marmer kost ongelooflijk veel werk, iedere hoek is uitgemeten tot op de millimeter".
Is dat niet heel frustrerend?
“Nee hoor, aan het beeld 'Mijn vader' [2010, red.] dat straks bij Den Haag Sculptuur wordt getoond heb ik zelfs drie jaar gewerkt. Ik vind het essentieel dat ik mijn werken zelf maak. Ik zou zelfs nooit een mal willen gebruiken, dan maak je eigenlijk alleen kopieën en kun je bij wijze van spreken altijd een stuk vervangen of aanplakken”.
Waarom is het werkproces zo belangrijk?
“Gedurende het hele proces zijn fantasie en interpretatie van belang en ook toeval speelt een rol".
Toch zien de werken er redelijk weldoordacht uit, niet alsof er veel spontaniteit aan te pas is gekomen.
“Dat vind ik goed, dat je dat als toeschouwer niet ziet. Dat het proces van belang is, betekent niet dat het zichtbaar hoeft te zijn. Ik had op de kunstacademie in Gent docenten die in hun tijd les kregen van schilder Dan van Severen. Van Severen zei; “Iedere lijn is een avontuur". Ik ben het met hem eens, maar dat avontuur hoeft niet te leiden tot heel grillige resultaten".
Vindt u het slecht als kunstenaars hun werk niet zelf maken?
“]a. Tenzij het onderdeel is van het concept, zoals de massaproductie bij popart. Er is een tendens gaande dat je alles goedkoop kunt laten maken en via internet kunt bestellen. Ik ben daarop tegen, want het gaat altijd ten koste van de kwaliteit. Je kunt zien dat dergelijke werken de animo, het gezwoeg en gezweet missen. Werken die zelf zijn gemaakt, zijn ook altijd 'af', zelfs de onvoltooide 'Victory Boogie Woogie' van Mondriaan of de 'Pietà' van Michelangelo. ]e herkent erin een bepaalde houding van die kunstenaars, een bijna meditatieve inspanning en streven naar perfectie".
Wat zou voor u de ideale omgeving zijn om uw werk te tonen?
"Het liefst maak ik werken die zowel in de openbare ruimte, als in een expositieruimte tot hun recht komen. ‘Inside’[2006, red.], een sculptuur die ook tijdens Den Haag Sculptuur wordt getoond, heb ik oorspronkelijk geplaatst op een berg in Italië. Dat was prachtig, want toeschouwers beklommen deze berg op zoek naar een 'beeldhouwwerk'. Deze slaapzak van kalksteen zagen zij met gemak over het hoofd. Bij 'Nonchalance' [2002, red] denk ik bijvoorbeeld aan een station of een luchthaven. En het liefst toon ik het beeld dan onbeschermd, alsof er gewoon een marmeren vrouw tegen de muur staat geleund. Helaas zal dat tijdens Den Haag Sculptuur niet mogelijk zijn, de vijf werken worden dan beschermd door glazen huisjes, die tijdens rondleidingen wel te betreden zijn".
De werken die tijdens Den Haag Sculptuur worden getoond hebben als thema 'rust', vanwaar dit thema?
“Ik werk zelf niet vanuit thema's, maar als je meerdere werken samenbrengt wordt er onvermijdelijk een thema zichtbaar. In mijn hele oeuvre speelt rust een rol, zoals in de werken met slapende mensen, 'Inside' en 'Mijn vader' en in 'Nonchalance’. Als je een andere samenstelling van beelden zou kiezen, zou zich waarschijnlijk een ander thema tonen. Ik gebruik voor mijn werken objecten en beelden uit mijn eigen leefwereld, omdat ik daarmee vertrouwd ben. Toch zou ik mijn werk niet als autobiografisch omschrijven, althans niet op een anekdotisch niveau, het gaat meer om diepere processen, zoals onze menselijke beleving van tijd. Het beeld waar ik nu aan werk, 'Opgerold tapijt', beschouw ik als een soort huis en tegelijkertijd als een zelfportret. Het is opgerold, ligt klaar om te verhuizen, te transformeren. Op dit moment heeft dat een vrij letterlijke betekenis voor mij: ik sta op het punt vader te worden".
Wat probeert u bij de toeschouwer teweeg te brengen?
“Ik wil een aanzet tot denken geven. Ik geef toeschouwers een illusie. Je kijkt naar iets en het blijkt iets anders te zijn. Dat zegt iets over hoe onze verbeelding werkt. Ik wil dat de toeschouwer zo veel mogelijk zelf invult. Ik probeer zo min mogelijk prijs te geven in bijvoorbeeld mijn titels, die ik met opzet droog en beschrijvend houd. Ik vind dat kunstenaars nogal eens de neiging hebben hun publiek te onderschatten, maar ik leg de lat liever hoog".
Is dat een realistisch streven, bij het tonen van conceptuele kunstwerken in de openbare ruimte?
“Ja, ik denk van wel, het is namelijk niet nodig de kunsthistorische referenties te herkennen, In Italië ontdekte ik dat juist niet geïnformeerd publiek een heel scherpe kijk had op mijn werk 'Inside', door hun vermogen te fantaseren. Het werk daagt je uit goed te kijken en opnieuw te kijken. Goede conceptuele kunstwerken dragen altijd bij aan de fantasie. Neem bijvoorbeeld de datumwerken van On Kawara. Zo'n datum op een doek, het is puur conceptueel, maar ik ben ervan overtuigd dat iemand zonder kunsthistorische achtergrond vanzelf daardoor gaat fantaseren. En ik hoop dat ik heb bijgedragen aan de fantasie van de toeschouwers in Italië".
Waarom vindt u fantasie belangrijk?
"Zonder fantasie leven we niet echt, maar zijn we puur volgzaam, als een robot".