NRC Handelsblad
17 juli 2010
Door Gijbert van der Wal
Grote sculpturen in hartje Den Haag: je zou denken dat dat er al gauw imposant uitziet. Goed idee ook voor in de zomer, een beeldententoonstelling op het Lange Voorhout. Toch heeft de organisatie van Den Haag Sculptuur kans gezien er dit jaar iets ronduit onbevredigends van te maken.
Ze nodigde een Spaanse en een Belgische beeldhouwer uit. Toch heeft de organisatie van Den Haag Sculptuur kans gezien er dit jaar iets ronduit onbevredigends van te maken. Ze nodigde een Spaanse en een Belgische beeldhouwer uit. De naam van de Vlaming, Kim De Ruysscher, staat op affiche en catalogus in kleinere letters onder die van de Spanjaard, Manolo Valdés - meer de support act is eigenlijk het interessantste. De Ruysscher (1973) maakt stenen beelden van ingedeukte kussens, een prop papier of een geplooid tafelkleed, en ook van mensen in kleren of een slaapzak. De beelden hebben een ouderwetse levensechtheid. Ze ogen zacht en flexibel, maar ze zijn allemaal van keihard marmer.
ln Den Haag wordt De Ruysschers’ werk gepresenteerd in glazen kooien. Door die broeikasjes worden de beelden onderdeel van een soort installaties, wat jammer is omdat ze indrukwekkend genoeg zijn om op zichtzelf te staan.
Echt ergerlijk is de presentatie van de bronzen en metalen beelden van Manolo Valdés (1942). Een deel daarvan staat op sokkels die tegelijk informatieborden zijn: Witte schotten vol letters en afbeeldingen, Het logo van de Stichting Den Haag Sculptuur slaat erop, maar ook het curriculum vitae van de kunstenaar, een kleurenfoto van hem met zijn vrouw of dochter, reproducties van ander werk en grote lappen tekst. Kennelijk had de stichting het gevoel dat de beelden toelichting behoefden.
Valdes maakt dan ook kunst die het vooral van verwijzingen en citaten moet hebben. Zijn beste beelden op het Lange Voorhout zijn bijvoorbeeld driedimensionale vertalingen van vrouwen figuren die Diego Velázquez halverwege de zeventiende eeuw schilderde aan het Spaanse hof.
Koningin Mariana is bij Velázquez eigenlijk al een beeldhouwwerk, met een jurk als een koepeltentje en een kapsel dat een schaalmodel lijkt van die jurk.
De stevigheid en helderheid van Valdés bronzen koninginnen en prinsessen is grotendeels aan Velázques te danken. In andere beelden bedient hij zich schaamteloos van clichés uit de twintigste-eeuwse beeldhouwkunst. Een grove, “onaffe' huid, deformatie in vierkante of ronde vormen, gezichten als Afrikaanse maskers – enzovoorts. Alles lijkt op iets anders.
In de sokkel- en de catalogusteksten wordt vol ontzag uit de doeken gedaan van wie de beeldhouwer welk onderwerp en welke stilering heeft afgekeken. In een moeite door wordt hij vergeleken met zijn voorbeelden (Velázquez, Picasso, Cezanne), maar ook met zanger Plácido Domingo en regisseur Martin Scorsese. Zijn werk wordt aan alle kanten van betekenissen en verbanden voorzien, in tenenkrommend proza dat te langdradig is om hier te citeren.
Twee zinnetjes naast de inhoudsopgave in de catalogus zijn wat de pretenties van de organisatie betreft echter veelzeggend. ‘Het drukken van deze catalogus (…) werd beëindigd op 8 juni 2010. Op deze dag werd in 1504 de David van Michelangelo voorgesteld aan het publiek in de stad Florence.